Judith de Rijke

Judith de Rijke (Middelburg, 1969) is schrijver en regisseur. Ze studeerde in 1995 af aan de regieopleiding van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Na haar afstudeervoorstelling Fool for Love (Sam Shepard) regisseerde ze bij de Toneelschuur De moed om te doden van Lars Norèn, in Antwerpen De domkop en de gek van Thomas Bernhard en bij het Nationale Toneel De Gids van Botho Strauß. Het was de Toneelschuur die haar voor het eerst de opdracht gaf een stuk te schrijven. Dat werd De Zeeuwse Paloma dat daar onder haar eigen regie werd uitgebracht.

Voor de grote zaal regisseerde ze Figuranten (Arnon Grunberg) en Never land. Vervolgens schreef en regisseerde ze Pens, een locatievoorstelling gesitueerd in een vervallen bollenschuur in Sassenheim. Voor Tryater regisseerde ze De Ingebeelde Zieke en op het Terschellinger Oerolfestival maakte ze met acteurs uit acht verschillende minderheidstaalgebieden een internationale locatievoorstelling Salted, how they drank and kept on drinking. Als vervolg daarop schreef en regisseerde ze in 2005 Saltshakers, dat zowel op het Oerolfestival als het TRNFest van Ljubljana (Slovenië) werd opgevoerd.

Bij HETPALEIS in Antwerpen werkte ze een jaar als ‘artist-in-residence’ en regisseerde daar onder meer haar eigen stuk Het Vissekind, een hoekig polderdrama en Er was eens en het bleef komen.. van Gerda Dendooven. Verder regisseerde ze daar haar eerste muziektheatervoorstelling Kale Koppen naar het kinderboek van Jan Blokker. Voor Hummelinck & Stuurman schreef ze Zout (naar Benoîte Groults bestseller ‘Zout op mijn huid’), dat in haar eigen regie werd uitgebracht bij het NNT in Groningen.

Haar teksten

In 2004 jaar kwam bij Uitgeverij IT&FB (International Theatre & Film Books) een bundel uit met haar eerste werk. De contouren van haar tegendraadse schrijfstijl zijn daarin duidelijk zichtbaar. In deze stukken figureren vaak disfunctionele families, vaak met lichamelijke gebreken, en altijd met een vleug absurditeit. Haar karakters zijn gevangen tussen extreme gevoeligheid en primitieve driften. Ondanks soms grote symboliek -de veelheid van bloed, messen en fysieke deformaties- zijn de stukken humorvol, herkenbaar en vol mededogen. Het stuk De Zeeuwse Paloma toont een familie wonend onder een vuurtoren, het verlangen naar elders is er allesoverheersend. In Het Vissekind, een hoekig polderdrama (shortlist Taalunie Toneelschrijfprijs 1999) wrikt de jongste zus Anna aan de familieverhoudingen. In Pens, gesitueerd in een vervallen bollenschuur, is een hele familie op de vlucht voor de hete adem van dode Lilly. Zout schetst in achttien ontmoetingen de erotische liefde tussen een intellectuele vrouw en een vissersman. In het muziektheaterstuk Kale Koppen (naar het kinderboek van Jan Blokker) trachten Tanja en Martijn te ontsnappen aan de greep van een meedogenloos gezinsvervangend tehuis. Deze bundel is ingeleid door Janine Brogt.

Janine Brogt over Judith de Rijke

(uit het voorwoord bij het IT&FB bundel) ‘De voorstellingen van deze stukken, die De Rijke tot nu toe allemaal zelf regisseerde, zijn bij alle heftigheid en geweld ook licht, herkenbaar en vaak komisch. Dat komt doordat de surrealistische motieven en situaties wortelen in een ondergrond van realisme. Het maakt de stukken met recht tot polderdrama’s: oerhollands, relativerend en zonder opsmuk. In meer dan één stuk bijvoorbeeld barst de bom van de gespannen gezinssituatie, zeer herkenbaar, tijdens de warme maaltijd. De Rijke doorbreekt als regisseur en als schrijver de spanning ook graag met muziek. Daarmee zet ze de actie stil, of schakelt naar een andere beleving van de werkelijkheid. In de gedrukte teksten valt op dat de zangteksten en monologen een heel eigen geluid hebben, anders dan dat van de omringende speelscènes. Haar voorkeur voor slapstickachtige elementen zijn terug te lezen in haar beschrijvingen van de toneelbeelden. Het gaat vaak om meerdere ruimtes en verdiepingen die half of niet zichtbaar zijn en een ritmische opeenvolging van entrees, verdwijningen en achtervolgingen mogelijk maken.’

Zoutwerken

Judith de Rijke heeft een sterke voorkeur voor stukken die diep in de aarde zijn geworteld. Ze schrijft en regisseert met muzikaliteit en gebruikt sterke en gedurfde beelden. In 2004 richtte Judith de Rijke samen met dramaturg Judith Wendel ‘Zoutwerken’ op, een productiekern waarin ze hun eigen voorstellingen produceren. Zoutwerken produceerde voor het Oerolfestival 2005 Saltshakers met een internationale cast, die ook in het buitenland werd gespeeld. Verder was Zoutwerken onderdeel van het Janusproject (Leeds, Graz) waarin Pens werd vertaald naar het Duits (Pänsen) en Engels (Tripe).

Recent en actueel

In het jaar 2007 schreef ze De Stille, deze tekst werd bij Het Nationale Toneel gepresenteerd als proefsessie van het PTa en in die hoedanigheid gelezen door onder meer Gerardjan Rijnders, Joke Tjalsma, Sacha Bulthuis en Gusta Geleijnse. In dat zelfde jaar schreef ze ook Sara en het been in opdracht van het PTa. Deze tekst werd in een proefsessie gelezen door o.a. Jacqueline Blom en Jeroen Willems.

In 2008 schreef ze Busbanen en Ara’s Tranen in opdracht van Theatergroep Suburbia, en Vandaag geen vis; een arsenicummonoloog voor het Zeeland Nazomerfestival. Momenteel schrijft de Rijke drie monologen, die dit voorjaar (2010) bij Zeelandia in première zullen gaan.