Gerrit Kouwenaar (Amsterdam, 1923-2014) was een dichter. Hij maakte deel uit van de zogenoemde Vijftigers, de experimentele groep dichters die de Nederlandse vleugel van de Cobra-groep vormde, en was redacteur van Podium. Naast zijn oorspronkelijk oeuvre maakte Kouwenaar talrijke vertalingen van toneelstukken van onder anderen Brecht, Weiss, Sartre, Tennessee Williams en Pinter. Voor deze vertalingen kreeg hij in 1967 de Martinus Nijhoffprijs. In 1971 ontving hij P.C. Hooftprijs, in 1989 de Prijs der Nederlandse Letteren. Hij publiceerde talloze dichtbundels, in 1982 werden die verzameld in Gedichten 1948-1978 en in 1996 opnieuw Helder maar grijzer. Gedichten 1978-1996. Zijn meest recente bundels zijn Een glas om te breken (1998) en Totaal witte kamer (2003), die bekroond werd met de VSB Poëzieprijs. In 2005 schreef hij de Gedichtendagbundel Het bezit van een ruïne (2005). In het najaar van 2008 verscheen Vallende stilte, een nieuwe keuze uit eigen werk ter gelegenheid van zijn vijfentachtigste verjaardag. In het voorjaar van 2009 werd Kouwenaar de Meesterschapsprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde toegekend.