De in Salzburg geboren Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) werd als muzikaal ‘wonderkind’ al op zesjarige leeftijd door zijn vader Leopold Mozart, een gevierd vioolpedagoog en componist, meegesleept op verschillende buitenlandse concerttournees. Tijdens deze tournees begon hij met componeren. Hij schreef symfonieën en in zijn vroege tienerjaren begon hij zich ook over het operagenre te buigen. In zijn korte leven wist Mozart een uitgebreid oeuvre bij elkaar te componeren, waarin naast kamermuziek, pianoconcerten en symfonieën ook opera’s een centrale plaats innemen.