Na zijn eerste verzenbundel richtte De Musset zich op het theater. In 1830 bracht hij zijn eerste stuk, La Nuit vénitienne ou Les Noces de Laurette,
op de planken. Dit stuk was echter totaal geen succes. Mogelijk was er
een sterke oppositie tegen zijn stuk georganiseerd. De Musset
reageerde op een manier die tekenend is voor zijn karakter. Daar waar
een ander schrijver, zich bewust van zijn genie, waarschijnlijk het
publiek verder zou hebben bestookt met zijn stukken, gaf De Musset het
op, vervuld met afschuw door zijn falen. Vanaf dan schreef Musset enkel
nog toneelstukken die bestemd waren om te worden gelezen, die in 1832
werden uitgegeven in een bundel onder de titel Un spectacle dans un fauteuil met o. a. een blijspel, A quoi rêvent les jeunes filles, en een drama, La coupe et les lèvres. Een tweede editie kwam er in 1834, met daarin historische drama’s zoals André del Sarto (1833) en Lorenzaccio (1834) en melancholische blijspelen als Caprices de Marianne (1833), Fantasio (1834) en On ne badine pas avec l’amour (1834).
La Nuit vénitienne ou Les Noces de Laurette – 1830
Contes d'Espagne et d'Italie – 1830
La coupe et les lèvres – 1831
Un spectacle dans un fauteuil – 1832
A quoi rêvent les jeunes filles – 1832
Lorenzaccio – 1833
Les caprices de Marianne – 1833
Rolla – 1833
André del Sarto – 1833
Fantasio – 1834
On ne badine pas avec l'amour – 1834
Une nuit vénitienne – 1834
Perdican – 1834
Camille et Perdican – 1834
Le Chandelier – 1835
Il ne faut jurer de rien – 1836
Lettre à M. de Lamartine – 1836
Faire sans dire – 1836
La nuit d'août – 1836
La confession d'un enfant du siècle – 1836
Un caprice – 1837
Les deux maîtresses – 1840
Tristesse – 1840
Une soirée perdue – 1840
Il faut qu'une porte soit ouverte ou fermée – 1845
On ne saurait penser à tout – 1849
La mouche – 1853