In het kunstmatige paradijs van een aangeharkt landgoed, is iedereen met
elkaar verbonden, of ze dat nu leuk vinden of niet. Zonder de
bescherming van de rol die ze in het dagelijks leven gewend zijn te
spelen, worden ze geconfronteerd met zichzelf en elkaar. De jongeren,
onrustig, vertonen een ziekelijke behoefte aan erkenning. De ouderen
vrezen de kracht van de nieuwe generatie en zijn bang statuur te
verliezen. Voor het te laat is, voor het verval onherroepelijk zal
toeslaan, proberen ze er het beste van te maken – of er in elk geval nog
iets van te maken.